Pedagogisch
Pedagogische bekwaamheid wil zegen dat de leraar op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze en in samenwerking met zijn collega's een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat voor zijn leerlingen kan realiseren. Hij volgt de ontwikkeling van zijn leerlingen in hun leren en gedrag en stemt daarop zijn handelen af. Hij draagt bij aan de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen. Hij kan zijn pedagogisch handelen afstemmen met zijn collega's en met anderen die voor de ontwikkeling van de leerlingen verantwoordelijk zijn. Deze uitspraak heeft een brede betekenis en impliceert ook de bijdrage van de leraar aan burgerschapsvorming en de ontwikkeling van de leerling tot een zelfstandige en verantwoordelijke volwassene. Ook in pedagogische zin blijft zijn onderwijs van deze tijd (Bekwaamheidseisen - Driestar educatief, z.d.).
5 rollen van de docent
Op Groevenbeek ligt de nadruk sterk op de concepten uit het boek 'De Vijf Rollen van de Leraar'. Dit boek behandelt vijf verschillende rollen die een leraar dient te beheersen: gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter. In het boek wordt benadrukt dat om een effectieve leerkracht te zijn een leraar al deze rollen moet beheersen en in de les integreren (Slooter, 2009).
In mijn eigen lespraktijk leg ik grote nadruk op het vervullen van deze rollen en tracht ik elke rol zo goed mogelijk uit te voeren. Hier volgt een beknopte beschrijving van hoe ik elke rol vervul:
Gastheer: Als gastheer verwelkom ik mijn leerlingen aan de deur. Ik sta daar klaar om hen te begroeten, geef hen een vriendelijke ontvangst en deel evt leermaterialen (bijv werkbladen) uit. Deze aanpak biedt verschillende voordelen. Allereerst stelt het me in staat om elke leerling individueel te begroeten en ze zo gezien te laten voelen bij het begin van de les. Bovendien stelt het me in staat om eventuele drukte op de gang onder controle te houden, aangezien leerlingen op mijn voorwaarden het lokaal binnengaan. Als ze te luidruchtig zijn, mogen ze niet binnenkomen. Daarnaast kan ik bij de deur gemakkelijk zien of leerlingen hun mobiele telefoons in de daarvoor bestemde tas stoppen. Ook kan ik leerlingen met jassen aan meteen teruggesturen om hun jassen op te hangen voordat de les begint.
Maar het staan bij de deur is niet het enige wat een goede gastheer doet. Zodra alle leerlingen op hun plaats zitten, sluit ik de deur en ga ik voor de klas staan om hen nogmaals welkom te heten. Dit doe ik bewust in het midden van het lokaal, zodat iedereen mij goed kan zien en weet dat de les is begonnen.
Presentator: Het voorin het lokaal staan op een positie waar iedereen mij kan zien, valt ook onder de rol van presentator. Bij deze rol is het van belang de aandacht van de leerlingen te trekken en vast te houden. Als docent is het mijn doel om informatie over te brengen, en dit moet op de meest effectieve manier gebeuren. Presenteren omvat niet alleen praten; het vereist ook andere vaardigheden, zoals het gebruik van lichaamstaal om de aandacht vast te houden. Wanneer ik stilsta als een standbeeld, komt mijn verhaal minder krachtig over dan wanneer ik mijn woorden ondersteun met bewegingen. Soms gebruik ik zelfs kostuums om de les boeiender te maken, bijvoorbeeld bij het onderwerp negatieve getallen, waar ik als heks verkleed ging om de les levendiger te maken. Hoewel de leerlingen misschien moeten lachen, vergeten ze nooit meer hoe negatieve getallen werken.
Didacticus: Deze rol vereist een uitgebreide uitleg, zoals beschreven in de sectie 'Vakdidactisch'.
Pedagoog: De rol van pedagoog beperkt zich niet tot een specifiek deel van de les, maar is voortdurend aanwezig. Hierin speelt klassenmanagement een belangrijke rol, waarbij ik probeer de orde in de klas te handhaven. Hier wijdt ik meer over uit in de paragraaf klassenmanagement. Ik besteed ook aandacht aan het welzijn van mijn leerlingen, niet alleen aan hun cijfers. Als een leerling zich niet goed voelt, moet de docent dit bespreken met collega's, de teamleider en eventueel het zorgteam. Hier zal ik verder op ingaan in de paragraaf over zorg.
Afsluiter: De rol van afsluiter is voor mij een belangrijk onderdeel. Ik begin de les door mijn leerdoelen te benoemen en sluit af door te controleren of deze doelen zijn bereikt. Dit kan op verschillende manieren worden gedaan, bijvoorbeeld door mondeling te evalueren, zodat leerlingen bij zichzelf kunnen nagaan of ze daadwerkelijk hebben geleerd wat ze moesten leren. Een andere mogelijkheid is om extra oefeningen of vragen te geven, waarmee leerlingen de lesstof nogmaals kunnen herhalen. Als ze deze opgaven kunnen oplossen, weet ik zeker dat mijn leerdoelen zijn behaald. Dit geeft de les een bevredigende afsluiting.
Observatieformulier
Op Groevenbeek hechten we veel belang aan de 'Vijf Rollen van de Leraar'. Om dit te benadrukken, zijn er werkuren toegewezen aan het observeren van elkaars lessen en daarbij een observatieformulier in te vullen. Dit formulier richt zich op de vijf rollen van de leraar, waarop de observerende docent kan aangeven in hoeverre je deze rollen al vervult. Hier is een ingevuld formulier gebaseerd op een van mijn lessen:
Bij het bekijken van het ingevulde observatieformulier vielen me enkele zaken op. Laat me beginnen met het positieve: de rollen van gastheer en afsluiter werden als zeer effectief beoordeeld. Ik besteed er veel tijd aan in mijn lessen en ben blij om te zien dat deze inspanningen vruchten afwerpen. Wat betreft de overige drie rollen, waren de meeste beoordelingen 'goed' of 'voldoende', en daar ben ik zeer tevreden mee.
Niettemin bleek deze les niet volledig foutloos te zijn. De observerende collega merkte op dat ik weinig tot geen complimenten aan de leerlingen gaf. Toen ik hierover nadacht, besefte ik dat dit inderdaad waar was. Daarnaast benadrukte mijn collega dat ik mijn verwachtingen ten aanzien van het gedrag en de prestaties van de leerlingen vaker moest uitspreken. Het expliciet formuleren van wat ik van de leerlingen verwacht en wat als normaal gedrag geldt, is van groot belang. Deze feedback gaf me waardevolle punten om aan te werken, en ik heb deze direct geïmplementeerd in mijn daaropvolgende lessen.
Ik waardeer het altijd zeer wanneer een collega mijn les komt observeren. Een externe blik onthult vaak zaken die ik zelf niet meer zie, zoals het belang van het geven van complimenten, dat ik inderdaad was vergeten. Ik ben nu bewuster bezig met het toepassen van dit element in mijn lesgeven. Het openstaan voor feedback en de bereidheid om te blijven leren, zijn essentieel om mijn lespraktijk voortdurend te verbeteren en de leerervaring van mijn studenten te optimaliseren.
Beeldcoaching
In dit jaar ben ik ook begeleid door twee verschillende beeldcoaches, zij komen dan achterin het lokaal een les filmen om die vervolgens met de docent te bespreken. In verband met privacy gevoeligheid mag ik die beelden niet delen en moest ik de beelden naderhand verwijderen. Maar de gesprekken waren erg waardevol. Bij zo'n gesprek kijk je naar jezelf en benoem je zelf wat goed is en wat beter moet. Het is heel leerzaam om jezelf te zien, als je vanuit een ander oogpunt naar je les kijkt vallen andere zaken veel meer op.
Zo heb ik gezien en geleerd dat positionering in de klas van erg groot belang is. Op school leer je wel dat je altijd naar de groep moet kijken, maar als je beelden van jezelf ziet ervaar je ook echt wat er gebeurd als je het niet doet. De tweede keer dat de beeldcoach kwam filmen was ik veel meer bewust bezig met waar ik stond en kon ik de klas veel meer in de gaten houden. Dit zag de klas ook en hierdoor waren ze automatisch rustiger. Want wie gaat er een propje gooien als de docent kijkt?
Orde houden was en is voor mij een groot leerpunt, met beeldcoaching heb ik verschillende dingen gezien die mij hierbij helpen om dit leerpunt te verbeteren. Zo kwam ik erachter dat ik zelf een aanstichter ben van onrust. Zo was er een beeld te zien dat de klas aan het werk was en dat ikzelf druk door de klas liep om vragen te beantwoorden. Het zag er wat onrustig uit omdat ik snel iedereen wou helpen. Zo creëerde ikzelf onrust en hier ging de klas in mee. Nu ben ik veel rustiger in de klas en heerst er meer rust dan voorheen. Door beeldcoaching ben ik op het idee gekomen om de eerste 10 minuten van het zelfstandig werken in stilte te doen, dit hanteer ik nog steeds.
Voor dat ik gefilmd werd dacht ik altijd dat het lang duurde voordat mijn leerlingen aan het werk ging. De overgang van luisteren naar daadwerkelijk stil aan het werk leek in mijn ogen erg lang. Toen ik dit aangaf bij de beeldcoach gingen wij erg letten op de tijd, de conclusie was dat dit wel meeviel en dat het voor jou als docent lang lijkt. Bij beeldcoaching behandel je niet alleen de punten die slecht gaan, maar ook de punten die goed gaan.
Na een paar keer mijn lessen te hebben gefilmd en naar aanleiding van de beelden geëvalueerd heb ik veel geleerd. Voornamelijk hoe ik de klas onder controle krijg en dat vasthou. Een half jaar later kwam een andere collega naar mij toe en vroeg of ze mij in de les mocht filmen. Mijn collega was bezig met de opleiding tot beeldcoach en zocht collega's waarbij ze mocht filmen. Hier ging ik natuurlijk mee akkoord, hoe meer feedback ik kan krijgen, hoe beter mijn lessen kunnen worden. Toen ik de gefilmde lessen terug keek zag ik veel verandering ten opzichte van de vorige keer beeldcoaching. Ik heb duidelijke stappen gezet in het orde houden en sta rustiger voor de klas. Ook heerst er meer orde in de klas in vergelijking met eerst.
Toch kon ik leerpunten vinden uit de tweede sessie beeldcoaching. De leerpunten waren meer op individueel niveau. Hoe je het beste om kan gaan met individuele leerlingen, zodat je maatwerk kan leveren. Zo zag ik dat twee leerlingen naast elkaar niet aan het werk waren en als ik voorbij liep snel hun spullen pakte en deden of ze aan het werk waren. Als ik vervolgens weer weg was deden ze niks. Nu ik hier bewust van ben heb ik deze leerlingen voor in de klas gezet zodat ik ze beter in de gaten kan houden. Ook zitten deze twee leerlingen niet meer naast elkaar. Deze twee veranderingen hebben ervoor gezorgd dat deze twee leerlingen nu wel wat aan het doen zijn tijdens de les.
Klassenmanagement
Voor mij persoonlijk beschouw ik dit als een van de essentiële aspecten van het docentschap, maar het is tevens mijn zwakke punt. Met goed klassenmanagement voorkom je dat de klas in een chaos verandert tijdens je les en handhaaf je de orde. Wie heeft de regie in handen tijdens de les, de docent of de leerling? De docent natuurlijk, dit lijkt een open deur. Maar in de praktijk lijkt dit niet altijd zo te zijn (Teitler & Van Brussel, 2012). Maar hoe zorg je ervoor dat leerlingen zich gedragen zoals jij verwacht en geen chaos veroorzaken tijdens jouw les?
Laten we beginnen met het expliciet uitspreken van je verwachtingen. Ik probeer dit weliswaar te doen, maar zoals mijn collega al opmerkte tijdens de observatie, doe ik dit niet vaak genoeg. Het is cruciaal voor docenten om duidelijk te communiceren wat ze van hun leerlingen verwachten. Als je als docent je verwachtingen niet helder verwoordt, is het moeilijk voor leerlingen om te begrijpen hoe ze aan die verwachtingen kunnen voldoen. Ik wil niet beweren dat ik dit volledig negeer, maar ik besef dat ik dit in mijn lessen vaker moet toepassen.
Op dit moment focus ik voornamelijk op het tonen van de verwachte gedragingen tijdens zelfstandig werken. Dit doe ik door ze niet alleen uit te spreken, maar ook door symbolen op het bord te gebruiken die aangeven of de leerlingen stil moeten zijn, mogen fluisteren, kunnen overleggen of vrij kunnen praten. Gedurende de zelfstandige werkmomenten toon ik het bijpassende symbool en spreek ik de bijbehorende verwachting hardop uit. Dit is een goede aanpak, maar ik begrijp dat ik dit breder moet toepassen, niet alleen tijdens de zelfstandige werkmomenten, maar gedurende de gehele les. Hierdoor kunnen leerlingen gedurende de hele les begrijpen wat er van hen wordt verwacht en kunnen ze beter aanpassen aan de gewenste gedragsnormen.
Een ander aspect van klassenmanagement betreft het handhaven of herstellen van orde. Op het vmbo kan de klas soms behoorlijk levendig en aanwezig zijn, wat het behouden of herstellen van orde uitdagend kan maken. Dit is tevens het gebied waarop ik persoonlijk het meest heb bijgeleerd, maar waar ook nog veel verbetering mogelijk is. Ik vind het soms nog steeds lastig om de orde in mijn les te handhaven. Gelukkig zijn er verschillende hulpmiddelen die me kunnen assisteren bij het handhaven van de orde. Een van deze hulpmiddelen is de escalatieladder. Bij een kleine overtreding is een grote straf niet passend, soms is met een klein gebaar het probleem al opgelost. Als docent moet je een overtreding op de juiste manier aanpakken. Zo hoef je niet de hele les stop te zetten, wanneer iemand niet oplet. Je kan bijvoorbeeld oogcontact maken. De leerling in kwestie weet dan dat hij of zij moet opletten. Grotere overtredingen vereisen misschien ook een grotere aanpak. Deze theorie wordt ook wel de escalatielader genoemd (Geerts & Van Kralingen, 2020).
Voor elke docent kan de escalatielader er anders uitzien. Voor mij persoonlijk ziet die er als volgt uit:
1. Ik begin altijd met het aankijken van een leerling bij ongewenst gedrag. Vaak is mijn blik voldoende om kleine verstoringen te corrigeren. De leerling stopt dan met het ongewenste gedrag en gaat verder met zijn of haar werk, ofwel opletten.
2. Als het aankijken van een leerling niet effectief is of de situatie vraagt om een directere aanpak, noem ik de leerling bij naam. Meestal volstaat het noemen van de voornaam in combinatie met een gebaar, maar soms is het nodig om ook duidelijk uit te spreken wat ik van de leerling verwacht.
3. Als een leerling aanhoudend ongewenst gedrag vertoont, kies ik ervoor om de leerling apart te plaatsen in het lokaal, meestal voorin.
4. Als er vooraan geen plaats meer beschikbaar is of het ongewenste gedrag blijft voortduren, laat ik de leerling terugkomen op een later tijdstip op dezelfde dag. Dit wordt over het algemeen als onprettig ervaren door leerlingen, en het zorgt ervoor dat ze beseffen dat ze iets verkeerd hebben gedaan. Dit biedt mij de gelegenheid om één-op-één met de leerling te praten, wat vaak effectiever is dan wanneer de hele klas erbij is. In dit gesprek vraag ik de leerling altijd waarom hij of zij moet terugkomen, en in de meeste gevallen begrijpen ze dit zelf en zijn ze bereid om zich te verbeteren. We maken dan afspraken over hoe we de volgende les anders kunnen aanpakken en wat de consequenties zullen zijn als ze zich niet aan deze afspraken houden.
5. Als een leerling na deze stappen toch in herhaling valt, kies ik ervoor om de leerling te laten melden om 8 uur de volgende dag. Dit wordt doorgaans als onprettiger ervaren dan een uur nablijven. Tijdens dit gesprek bespreken we hoe we de les de volgende keer anders kunnen aanpakken.
6. Als al het voorgaande niet effectief blijkt, is er als laatste stap de gele kaart. Dit is een formulier dat de docent invult en aan de leerling geeft. De leerling moet met dit formulier naar het leerlingenloket gaan om zijn of haar deel in te vullen. De gele kaart wordt alleen gebruikt wanneer een docent een leerling uit de klas wil verwijderen en de leerling niet langer in het lokaal kan blijven. Bij elke gele kaart moet een leerling 1 uur nablijven. Dit verdubbelt bij elke volgende gele kaart, dus bij de tweede gele kaart moet een leerling 2 uur nablijven, bij de derde gele kaart 4 uur, enzovoort. Tot nu toe heb ik dit schooljaar nog geen gele kaart hoeven inzetten.
Een essentieel kenmerk van de escalatieladder is de noodzaak van consistente toepassing. Wanneer dezelfde consequenties consequent worden toegepast voor vergelijkbaar gedrag, leren leerlingen deze ladder, zij het onbewust, begrijpen. Hierdoor krijgen ze inzicht in de grenzen van de leraar. Ze weten heel goed welk gedrag wordt getolereerd en, nog belangrijker, welk gedrag niet.
Ik maak ook gebruik van andere strategieën om meer rust in mijn les te creëren. Telkens wanneer ik iets wil zeggen, wacht ik totdat de leerlingen volledig stil zijn. Oorspronkelijk had ik de neiging om over het geluid van de leerlingen heen te praten vanwege mijn luide stem, maar ik ben hiermee gestopt. Nu wacht ik geduldig totdat het volledig stil is voordat ik met een uitleg of mededeling begin. Het is van cruciaal belang om dit consequent te doen. Elke keer als ik iets wil zeggen, wacht ik tot het stil is voordat ik spreek. Er zijn verschillende manieren om de klas tot stilte te brengen, zoals het vriendelijk vragen om stilte, voorin het lokaal staan en een handgebaar maken, en er zijn nog meer benaderingen.
Tijdens de eerste 10 minuten van zelfstandig werken streef ik naar volledige stilte. Een stille omgeving stelt iedereen in staat om zich goed te concentreren, en ik ben er zeker van dat iedereen aan het werk kan. Om dit te handhaven, maak ik gebruik van het digibord. Ik toon op het bord het symbool voor stilte, samen met een timer. Bovendien vermeld ik het huiswerk dat de leerlingen moeten voltooien. Alle benodigde informatie staat op het bord. Tijdens deze 10 minuten blijf ik aan mijn bureau zitten om de stilte te handhaven. Ik beantwoord geen vragen, omdat ik dan zelf een bron van afleiding zou kunnen worden. Ik blijf gewoon 10 minuten stil zitten en houd toezicht op de klas. Als er toch wordt gesproken, corrigeer ik dit, ongeacht hoe zacht het geluid is. Ik streef naar absolute stilte, zelfs bij de kleinste geluiden van de leerlingen, om harde geluiden te voorkomen. Zoals Teitler in zijn boek opmerkt, als je van een mug een olifant maakt, zul je nooit een echte olifant tegenkomen (Teitler, 2017).
Veilig leerklimaat creëren
Orde in het lokaal leidt niet automatisch tot een veilig leerklimaat. Een veilig leerklimaat houdt in dat er ruimte is om te leren, en met name ruimte om fouten te maken. Als ik een vraag stel aan een leerling en deze leerling geeft een fout antwoord, mag de klas die leerling niet uitlachen. Dit is geen prettige ervaring voor de betreffende leerling. Als dit toch gebeurt, leg ik uit dat het niet erg is en dat iedereen weleens fouten maakt. Vervolgens spreek ik de klas streng toe en benadruk dat het niet acceptabel is om elkaar uit te lachen, omdat iedereen fouten kan maken.
Om leerlingen te motiveren voor het vak wiskunde is het belangrijk dat ze succeservaringen opdoen. Ze moeten ervaren dat ze het kunnen en zo zelfvertrouwen in het vak wiskunde ontwikkelen (Vygotsky and education, 1990). Veel brugklasleerlingen gaan naar hun eerste wiskundeles met vooroordelen. Ze vinden het bij voorbaat al moeilijk, zelfs zonder een enkele wiskundeles te hebben gevolgd. Ze denken dat ze slecht zijn in wiskunde omdat ze moeite hadden met rekenen op de basisschool. In dat geval leg ik altijd uit dat rekenen en wiskunde twee verschillende vakken zijn. Hoewel er enige overlap is, zijn er ook aanzienlijke verschillen. Zo had ik een leerling in een van mijn tl-klassen die wiskunde erg lastig vond vanwege haar eerdere moeilijkheden met rekenen. We zijn nu bezig met hoofdstuk 3 van wiskunde, en ze vertelde me dat wiskunde eigenlijk helemaal niet zo erg is en dat ze het allemaal begreep. Ze staat gemiddeld een 7.3. Deze leerling heeft een succeservaring gehad en is niet langer bang voor het vak wiskunde, ze is zelfs gemotiveerd.
Zorg
Pedagoog eindigt niet voor niets op "oog," want het is essentieel om oog en aandacht te hebben voor je leerlingen. Je moet ervoor zorgen dat je al je leerlingen ziet, niet alleen als cijfers, maar als individuen met hun eigen welzijn. Als docent voel ik een sterke betrokkenheid bij mijn leerlingen, en ik streef ernaar dat al mijn leerlingen zich goed voelen. Ik hoop dat ik een docent ben bij wie leerlingen terechtkunnen als ze het moeilijk hebben of met problemen worstelen. En dit gebeurt ook, vooral in mijn mentorklas. Zowel dit jaar als vorig jaar had ik verschillende leerlingen die het moeilijk hadden. Sommigen van hen bezochten een psycholoog of stonden op de wachtlijst voor psychologische hulp. De zorg die deze leerlingen nodig hebben, gaat verder dan de pedagogische kennis die ik bezit. In dergelijke gevallen is het verstandig om de zorgcoördinator van Groevenbeek op de hoogte te stellen en een gesprek aan te gaan. Dit gesprek verloopt als volgt: de zorgcoördinator en ik zitten aan de ene kant van de tafel, en de leerling met haar ouders zitten aan de andere kant. We bespreken wat de psycholoog heeft vastgesteld en welke ondersteuning de school kan bieden.
Op Groevenbeek zijn er verschillende hulpmiddelen beschikbaar. Zo hebben we een 'pluspunt,' een ruimte waar leerlingen met een 'pluspunt-pasje' naartoe kunnen. Dit pasje kan op verschillende manieren worden verkregen en heeft de vorm van een 'escapekaart.' Wanneer het tijdens de les te veel wordt voor een leerling, kan hij of zij deze kaart gebruiken om naar het pluspunt te gaan en daar tot rust te komen. In het pluspunt is altijd iemand van het zorgpersoneel aanwezig waarmee de leerling in gesprek kan gaan. Sommige leerlingen melden zich zelfs vóór de eerste les van de dag bij het pluspunt om de dag door te nemen. Er worden vragen gesteld zoals heb je iets vergeten? of heb je ergens spanning voor? Anderen moeten zich aan het einde van de dag bij het pluspunt melden om de dag door te nemen en te bespreken hoe het is gegaan. Deze gesprekken omvatten vragen zoals is alles goed gegaan vandaag? en bieden leerlingen ook de mogelijkheid om hun huiswerk te maken.
Mentoraat
Dit is mijn tweede jaar als mentor, en ik geniet er enorm van. Het mentorschap brengt een diepere betrokkenheid met de klas met zich mee en omvat meer dan alleen wiskundelessen. Als mentor heb je diverse verantwoordelijkheden, zoals het onderhouden van contacten tussen ouders en school, het begeleiden van leerlingen, het sturen van het groepsproces in je klas, het leiden van vergaderingen, en nog veel meer.
Een van de eerste aspecten van het mentoraat waar ik naar kijk, is de relatie tussen ouders, kinderen en de school. Dit wordt vaak aangeduid als de 'dynamische driehoek.' Deze relatie is van groot belang, en Groevenbeek hecht hier veel waarde aan. De dynamische driehoek biedt een visuele representatie van hoe deze relatie zou moeten zijn. Het is als een gelijkzijdige driehoek met de namen van het kind, de ouders en de school op de hoekpunten. De zijden van de driehoek vertegenwoordigen de communicatie tussen deze partijen. Wanneer de communicatie aan alle zijden goed verloopt, krijgt de leerling de grootst mogelijke ruimte om te groeien (Aalfs, 2018).

Naast de relatie met de ouders is het ook van essentieel belang dat je als mentor een goede band hebt met de leerlingen. Ik ervaar dat deze band aanwezig is in mijn mentorklas. Ik heb het gevoel dat ze bij mij terecht kunnen met hun zorgen en dat ook durven. Maar deze relatie werkt beide kanten op. Niet alleen moeten leerlingen naar mij kunnen komen, ik moet ook actief naar de leerlingen toestappen. Dit doe ik voornamelijk wanneer ik ongewenst gedrag opmerk of daarover hoor van collega's. In dergelijke gevallen ga ik persoonlijk in gesprek met de betreffende leerling.
Bovendien speelt groepsdynamiek een cruciale rol in het werk van een mentor. Qua groepsdynamiek doorloopt elke klas verschillende fasen. Deze fasen zijn bekend als 'Forming,' 'Storming,' 'Norming,' 'Performing,' en 'Adjourning.' Hierbij licht ik kort toe wat elke fase inhoudt:
1. Forming: In deze fase is de groep nieuw, en de leerlingen moeten elkaar nog leren kennen. Iedereen is bezig de klas en elkaar te verkennen.
2. Storming: Hier wordt de hiërarchie binnen de groep vastgesteld. De normbepalers en volgers worden bepaald.
3. Norming: De normbepaler in de groep stelt de ongeschreven regels van de klas vast.
4. Performing: Zodra alles duidelijk is binnen de groep, wordt er samen gewerkt aan de doelen en normen die zijn gesteld.
5. Adjourning: Naarmate het einde van het schooljaar nadert, vervagen de groepsregels en krijgt iedereen meer ruimte om te handelen naar eigen inzicht (Teitler & Van Brussel, 2012).
Groevenbeek hecht veel waarde aan het bewust omgaan met groepsdynamiek in het onderwijs. Er zijn vergaderingen geweest waarin we hebben samengewerkt om te identificeren wie de normbepaler in de groep is. Als je eenmaal weet wie dat is, is het van belang om een goede relatie met deze leerling op te bouwen, aangezien de rest dan vaak vanzelf volgt.
Reflecteren
Zoals ik aan het begin al aangaf, was klassenmanagement voor mij aanvankelijk een uitdaging. Ik heb echter stappen gezet om dit te verbeteren. Dit bereikte ik deels door kritisch te reflecteren op een les die minder goed verliep. Door deze les grondig te analyseren, kon ik de zwakke punten identificeren en wist ik wat ik moest verbeteren in mijn lessen. Ik paste deze verbeteringen toe in de daaropvolgende lessen, en merkte al snel een aanzienlijke verbetering in de kwaliteit van mijn lessen. Mijn reflectie is te lezen in de blog Klassenmanagement , Voortgang leerdoel klassenmanagement en Post-it in deze blogs is te lezen dat het niet altijd goed ging met het klassenmanagement, maar dat ik hier kritisch naar gekeken heb en naar heb gehandeld. Deze bekwaamheid blijft een uitdaging en ik moet hier aan blijven werken, want dit is in mijn ogen de belangrijkste bekwaamheid op het vmbo.
Leerdoelen
Klassenmanagement is nog steeds een onderdeel wat aandacht bij mij verdient. Ik heb hier grote stappen in gezet, maar wil mij hierin blijven door ontwikkelen. Dit kreeg ik ook als feedback van mijn leerlingen: Ik mag wel wat strenger worden en consequent handelen is daarbij cruciaal. Het consequentierad wat ik hanteer is daarbij een hulpmiddel maar moet wel consequent gebruikt worden.